woensdag 31 juli 2013

Eigenwaarde


Zo, de oervis in mij heeft zich weer kunnen uitleven. Met mijn omvang imponeer ik toch minder in het water, dan ik hoopte. Waarschijnlijk ten gevolge van mijn gedrag.
Ik vind mezelf te bescheiden, onderdanig bijna, althans in gedrag. Kan heel goed de reden zijn van de asociale en quasi onverschillige houding waarmee ik anderen soms op een afstand houd. Een vorm van overcompensatie? Ik wil indruk maken. Of dat nu positief of negatief is. En dat kan ik alleen uitlokken door ‘er niet uit te zien’, bijvoorbeeld. Bovendien heb ik absoluut geen zin om er voor de buren netjes bij te lopen. Scheid aan iedereen, denk ik ter verontschuldiging, want helemaal lekker zit het me niet.

Hoe kom ik hier zo op? Het was erg druk in het wedstrijdbad vanmiddag. Allemaal baantjes trekkende piepeltjes. Ik ga er aan de snelle zwemmerskant in, mezelf heel goed realiserend dat ik dat niet ben. Maar zolang er niet veel snelle oervissen zijn, zwem ik tussen hen. Dat zwemt lekker, want binnen twee slagen ben je elkaar zonder hinder voorbij. Een slag van de ander en een slag van mij. Bovendien geeft het mij een gevoel van ‘zie mij nou’ en dat voelt lekker.
Naarmate er meer brilletjes dragende, goed geproportioneerde, flitsende zoogdieren bijkomen, zakt mijn eigenwaarde. Ik moet ruimte maken (vind ik), dus verplaats ik me enigszins richting midden. Duurt even voor ik daar een plekje heb weten te bemachtigen. Ik verstoor de rangorde (zo voelt het). Ik beperk me tot de schoolslag, om anderen niet teveel te hinderen. Mijn overzicht is bij deze slag het grootst.
Ik kom een beetje in de verdrukking en beland vanuit het midden aan de rand van de koppelzwemmers. Daar heb ik een hekel aan! Mensen, die het baantjes zwemmen gebruiken voor een uurtje bijkletsen. Ze nemen niet alleen onevenredig veel ruimte in, ze hebben ook geen weet van de hen omringende zwemmers. Die lui wil ik nog wel eens een voorzichtige schop geven tijdens het passeren, of ik ga tussen ze door om ze te hinderen. Ja, ik heb ook ruimte nodig! Het wil ook gebeuren dat ik als een paling tussen hen doorflits, om het goede voorbeeld te geven. Naar gelang mijn stemming en de opgelopen schoppen kies ik een strategie.
Dit is het moment, waarop ik me afvraag hoe laat het is. Iets dat ik nooit weet, want ik zie de klok niet eens, dus aflezen is er helemaal niet bij. Dus vraag ik het maar eens. Ik vraag letterlijk: Kunt u zien hoe laat het is?, waarop ik steevast het vriendelijke antwoord: Daar hangt de klok, krijg. Gemiddeld spreek ik alleen aardig uitziende vrouwen aan, daar kan ik zo’n antwoord wel van hebben.

Omdat ik altijd bang ben om een verkeerd antwoord te geven, weet ik heel goed wat er van mij verwacht wordt. Zo’n vergissing maak ik dus niet. Inmiddels erger ik me niet meer om het misplaatste antwoord, net zo min als ik mezelf schaam, omdat ik blijkbaar zo’n onduidelijke vraag stel. Tegenwoordig zie ik het als een uitdaging. Het maakt me nieuwsgierig. Wat zal ik dit keer voor antwoord krijgen? Haha!
Het goede antwoord valt meestal tegen. Blijk ik nog zeker een kwartier te móeten. Stom genoeg reageer ik blij verrast met de woorden:Ah, dan heb ik nog een kwartiertje. Hypocriet.
Hoe dan ook, ik blijf het idee houden, zowel letterlijk als figuurlijk, te snel voor anderen opzij te gaan; waar, en onder wat voor omstandigheden dan ook. Mijn stemming bepaald mijn innerlijke reacties variërend van ordinair woedend tot liefdevol, wijs en toegevend.

Rest mij nog twee vragen. Heeft iedereen het idee meer voor een ander opzij te gaan dan dat er voor hem of haar opzij gegaan wordt? En wat doet dat met het gevoel van eigenwaarde?

5 september 2011
Marianne

Die ene vondst


Dat heb ik nou nooit hè? Terwijl ik gek ben op dieren, ze heel graag observeer en indien nodig bescherm en verzorg. Bij mij komt gewoon niets aanwaaien, zelfs niet in mijn achtertuin. Ja, blaadjes uit de tuin van de buren, afkomstig van de vijgenboom. Op zich wel bijzonder in ons koude klimaat. Maar hij staat er al zeventien jaar, meegenomen als stekkie van een verre vakantie en inmiddels helemaal geacclimatiseerd. Daar kom ik niet mee in de krant!

Zelfs als ik goed zoek, vind ik niets bijzonders. Ook niet in mijn voortuin. Waddinxveen is niet ver hier vandaan. Dus je zou denken: ‘Waarom niet in mijn achtertuin?’ Bovendien houd ik ook nog van insecten, dus toen ik de krant opsloeg vanmorgen voelde ik een steek van jaloezie bij het lezen van dat ene artikeltje. En bleef het daar nou maar bij, maar nee. Enkele bladzijden verder prijkt een nog groter artikeltje, waarin een deskundige van Naturalis zijn reactie verwoord. De twee Zuid-Europese sprinkhanen, die een achtjarig meisje in de achtertuin van haar ouderlijk huis in Waddinxveen vond, blijken niet uniek maar wel bijzonder. Daar zou ik het ook voor doen. De publiciteit opzoeken.

Eens dácht ik iets heel bijzonders gevonden te hebben. Nou ja, niet ik maar mijn dochter, in de tijd dat ze nog in de bosjes speelde. Ze kwam de tuin in met een stukje struik waarin ze iets aparts hadden gevonden. Zij en een vriendinnetje. Ik had geen idee waar ik naar moest kijken en wat ik verwacht werd te vinden tot ik, weliswaar op aanwijzing van de meiden, een dikke wandelende tak ontwaarde. Zoiets had ik nog nooit gezien en ik pikte het meteen in. Die wilde ik nader bestuderen. Hebben, hebben, hebben… Dat vond het vriendinnetje niet zo leuk maar ik gaf het absoluut niet meer uit handen. Ze mocht elke dag komen kijken en het mocht ook af en toe bij haar logeren. Kortom, ik poeierde haar af.
Ik kocht voor het beestje speciaal een klein bakje om in te wonen, de kinderen haalden nog wat takjes en blaadjes en wij hadden er een huisdier bij. Natuurlijk wilde ik weten wat ik in huis had gehaald en speurde het internet af. Ik kwam terecht op een site waar ik ons pracht exemplaar tot in de details beschreef. Het had namelijk een opvallende manier van voortbewegen. Als het parallel aan het takje zat in een uitgestrekte houding en het wilde zich verplaatsen, maakte het eerst een lus van zichzelf door zijn achterkant dicht bij zijn voorkant te plaatsen. Vervolgens strekte het zich door de voorkant naar voren te verplaatsen. Het was fascinerend. Het had een houtig uiterlijk, vrijwel niet te onderscheiden van het takje waar het op zat. Ik vond het fantastisch en raakte in een euforie. Ik sliep er gewoon niet van.
De volgende dag kwam het antwoord. Het was geen speciale wandelende tak, maar een spanner, de rups van een nachtvlinder. Nou, het maakte mij niet uit, het mocht blijven. Maar rupsen moeten vlinders worden, dat was nog wel een probleem. Een ander probleem was, dat ik het ’s morgens regelmatig buiten zijn bakje vond. Het kwam niet ver, gelukkig. Tot ik het op een dag niet kon vinden. Althans, niet snel. Ik vond het terug in een klein rieten mandje gevuld met zoet geurend Vrouwenbedstro. Het stond op de seizoenentafel zo’n twintig centimeter van zijn bakje. De ‘rups’ hing aan een draadje en was dikker en korter. De metamorfose was begonnen. Een paar dagen later was er niets meer van de rups over en had het zich ingesponnen in een cocon, bijna onvindbaar tussen de blaadjes. Nou, daar was geen wachten op. Geen idee of er ooit een vlinder uit zou komen.
Na een kleine twee weken vermoedde ik dat het organisme was overleden in zijn cocon. Wij gingen op vakantie en lieten het maar. We zouden wel zien.
Na de vakantie hing het nog even verdord en voor dood, aan een draadje ‘ding te zijn’ tussen het Vrouwenbedstro in het mandje.
Na enige tijd, liep ik ’s avonds langs de tafel richting keuken toen er een elektrische schok door me heen ging. Ik gaf een gil en deinsde achteruit. Dat was schrikken. Er zat een prachtige gele vlinder op het hengsel van het mandje. Net uit z’n cocon, met nog vochtige en deels ingerolde vleugels. Eenmaal helemaal opgedroogd en uitgerimpeld had ik toch een probleem. Wat doe je met een vlinder in huis? Ik nam afscheid en zette het mandje met een snik van verrukking en verdriet, op de buitentafel vanwaar het twintig minuten later vertrok. 

Een mooie herinnering.


5 november 2011
Marianne








dinsdag 30 juli 2013

Godswoord


Dierendag. Een dag waarop ik mijn dierlijke huisgenoten nog al eens verwaarloos. Ik heb vandaag eveneens een jarige zoon. Ja, en die komt boven de dieren (?)
Dus het begint al in de ochtend. Een verlaat ontbijt voor de beesten. Gewoon niet aan gedacht. Het ritueel rond het ontwaken van een jarige in ons gezin staat centraal. Zingen, cadeautjes uitpakken op bed en vooral blij kijken, voor de foto’s. En zoenen, als het lukt.
Toen mijn zoon vier jaar werd wilde hij pertinent niet meer gezoend worden en een ander zoenen?  ‘Zo vies, al die oneigen lijfsgeuren’  Mocht een eigengereid familielid het toch willen forceren tegen ons dringende advies in, dan dook hij er terecht steevast voor weg. Daarop werd het alleen maar erger. Men veronderstelde dat hij een grapje maakte. Arm kind. Gewoon niet serieus genomen. Hij moest nogal eens het onderspit delven. Waarop ik zó  boos werd. Idiote betweterige volwassenen. Maar ik bleef natuurlijk vriendelijk lachen. En in mijn slechte dagen trachtte ik hem zelfs weleens over te halen om mee te werken. Grrr…

Nu, tien jaar later begint hij over zijn weerzin heen te groeien. Overigens vormt zuslief een uitzondering. Van haar verdraagt hij het al wat langer. Lief en ik genieten nu van het zoenen van onze enige man in huis. Ik mis alleen dat jonge bolle toetje nog steeds.

Na het ritueel schiet iedereen weer in zijn dagelijkse patroon en wanneer mijn drie gezinsleden het pand verlaten, zit ik doodgewoon weer in m’n uppie.  Weliswaar met slingers om me heen, want het blijft de hele dag feest. Joepie! Feestelijk voelen is er verder niet bij.
Het miepen van de cavia’s brengt mij terug in het nu. Ach gossie, helemaal vergeten! Ik voel me lekker niet schuldig, want ‘het is bij ons elke dag Dierendag’, zeg ik altijd. Een dagje minder kan geen kwaad. Bovendien vertik ik het om me te laten opjutten door de commercie.

Zo, wat nu? Visite verwacht ik niet, dus wat moet ik op zo’n dag. Terug naar bed, maar niet te lang. Ik moet nog taart in huis halen en minimaal mijn haar wassen. Ik voel me wel verplicht aan mijn zoon om er een beetje fatsoenlijk bij te lopen, anders staat mijn gemeende glimlach als een vlag op een modderschuit.

Rond twaalf uur is Lief alweer thuis. Ik ben net nog niet klaar. Maar goed, zij is niet jarig! Hoe nu weer verder? Zoonlief heeft nog een uur les en Lief moet nog even naar een andere verjaardag. Voor ik het goed en wel doorheb zit ik weer alleen. Ik zit op visite te zijn in mijn eigen woonkamer. Dus even kijken of er wat te chatten valt. Ja, dus. Nu kan ik in elk geval vertellen, dat mijn kind jarig is.

Sinds kort heb ik een webcam. Ingebouwd in mijn nieuwe laptop. Daar ontkom je blijkbaar niet meer aan. Ik ga het eens uitproberen. Leuk om te zien met wie ik zit te praten. Ik praat met lotgenoot 4543. Zij vindt het ook leuk en dat blijkt het ook best te zijn. Goed beeld trouwens door zo’n nietig gaatje, dat schijnbaar lukraak in het midden van de bovenrand is geplaatst. Ik laat haar onze rijkelijk versierde woonkamer zien. Zo, toch iemand op visite.

Laat in de middag is iedereen pas thuis. Taart eten, dus. Behalve dochterlief, want die lust geen taart. Maar we zitten even gezellig bij elkaar. Tijd voor een goed verhaal. De enige, die daarvoor in aanmerking komt is Lief. De Prinsen stotteren maar wat en beginnen met de clou, of die blijft in het geheel uit. Kortom, geen praters maar denkers.
Lief had vandaag het voorrecht om klas vier te mogen overnemen van een zieke collega. Het is een Protestants christelijke school, dus elke ochtend wordt er aandacht besteed aan Levensbeschouwelijke zaken. Een bijbelvertelling met de naam ‘Kind op Maandag’ staat hierbij centraal (op dinsdag en de rest van de week trouwens ook, wonderlijk).  Maar het hele geloof is wonderlijk, lees maar verder. Het thema voor vandaag is Vertrouwen hebben in God.
‘Stel je voor, start Lief. Stel je voor dat je op een dag een boodschap hoort. Een boodschap van God. En dat Hij je vraagt om al je spullen te pakken, je hele huishouding bij elkaar te rapen, je hele familie te verzamelen en dan met alles en iedereen te vertrekken naar een onbekend, ver land. Dat overkwam Abram. Nou Tim, jij kan je vast wel voorstellen hoe dat voelt’. Tim is pas vanuit Canada naar Nederland geëmigreerd en valt een beetje weg in de groep. Hij voelt zich ineens erg belangrijk en begrijpt Abram wel.
‘Wat denken jullie nu’, vervolgt Lief. ‘Wat zal God gezegd hebben toen hij dit aan Abram vroeg?’ Het antwoord laat niet lang op zich wachten. Het luid:’Miep, miep,miep, miep, miep’ ergens uit de klas. Inderdaad een meegebrachte cavia antwoord spontaan. De hele klas inclusief Lief ligt in een deuk. Zo zie je maar: God kan elk gewenste gedaante aannemen en omdat het toch Dierendag is…



4 oktober 2011
Marianne

maandag 29 juli 2013

What goes up must go...


Er is een idee aan mijn brein ontsproten. Gevoed door het, naar mijn mening, volgende idiote plan
Vast wel gehoord van het plan om een twee kilometer hoge berg in ons polderlandje te bouwen. Een leuk initiatief van oud-wielrenner Thijs Zonneveld. Lekker oefenen op de Alpe d’Huez om de hoek.
Maar welke zot wil van dit plan een heus project maken? De komende twee jaar moeten we acht miljard bezuinigen. Die berg moet maar liefst tweehonderd miljard gaan kosten. Nou vraag ik je toch!

Mijn eerste reactie bestaat uit pure verontwaardiging. Laten de bedrijfsheren de schatkist eens spekken. Als ze het slim aanpakken blijft er nog genoeg over om een ander prestigieus project te ontwikkelen en hun naamsbekendheid in het buitenland te vergroten.
Het draait natuurlijk allemaal om geld. De ontwikkelaars en bouwkundigen willen er zelf stinkend rijk van worden. Ze hebben echt niet de landelijke economische belangen voor ogen bij de presentatie van het project.
Iedereen kent ze wel, de ‘zie je wel’ reacties als het misloopt. Ik geef graag een reactie vooraf, in de vorm van mijn mening. Ik heb onvoldoende kennis van bedrijfskundige processen en kan de financiële gevolgen niet overzien, maar kan me toch niet aan het idee onttrekken dat het mogelijk een zoveelste misser gaat worden en opnieuw een aanslag op onze schatkist. Het is minstens een zeer risicovolle onderneming.
Ondanks die mening wil ik het niet etaleren als gedoemd te mislukken. Nee, ik wil er zelfs een steentje aan bijdragen. Ondanks de vele toepassingen die het bouwsel zal krijgen, heb ik de sterke behoefte er een aan toe te voegen. Zie hier mijn plan.
Bouw op de berg een gigantisch instituut ten behoeve van de geestelijke volksgezondheid. Een plek met veel gespecialiseerd personeel en een scala aan trainingen, therapieën en behandelingen. En ‘last but not least’,  voor iedereen toegankelijk .
Een all-in levenskwaliteitverbeterend complex met gegarandeerd uitzicht op beter…

Onderstaand alvast een optie voor een Verenigingslied
Voorzingen: Er komt een hoge berg,
Nazingen:
 Er komt een hoge berg,
Voorzingen:
 Ik heb een heel goed plan
Nazingen:
 Ik heb een heel goed plan
Voorzingen:
 Als je in de put zit
Nazingen:
 Als je in de put zit
Voorzingen:
 Geniet er boven van
Nazingen:
 Geniet er boven van
 Elk couplet: elke regel voor- en nazingen
Refrein:
Van je hela, hela, hela, holala, hoi
Hela, hela, hela, holala hoi
hela, hela, hela, holala, hoi
Hela, hela, hela, holala

Er komt een hoge berg
Ik heb een heel goed plan
Als je in de put zit
Geniet er boven van
Refein
Is je Geest wat warrig
En ben je niet je dat
Kom dan mee naar boven
Daar is voor ieder wat
Refrein
Ben je soms psychotisch
Heb je een waanidee
Hierboven kun je lachen
Neem dus geen pillen mee
Refrein
Door ijle lucht daar boven
Valt wartaal hier niet op
Ook hyperventileren
Lukt minder op de top
Refrein
In die heldere ruimte
Is grenzeloosheid fijn
Je kunt een heel eind komen
Zelfs met borderline
Refrein
Er is hier veel meer aandacht
Je pijn is minder zwaar
Je bouwt een grote sneeuwpop
En slaat ‘m in elkaar
Refrein
Wil je niet meer praten
Vind iedereen je gek
Naar Echo kun je schreeuwen
Die houdt van een gesprek
Refrein
Je kunt er glijers maken
En niemand wijst je af
Je overstijgt je angsten
Of dondert in je graf
Refrein
Wil je dus naar boven
Omdat je heel veel lijdt
Je moet het echt proberen
Genezing is een feit




3 september 2011
Marianne

Missers


Ik heb afgesproken met Mary. Koffiedrinken bij de Zaak. Dat schiet me ineens te binnen. Maar wanneer treffen we elkaar? Ik weet het niet meer. Ik werp een blik in mijn agenda. Staat het er niet in! Ik meen me te herinneren dat de afspraak voor 7 september is gemaakt, een woensdag blijkt. Maar nader onderzoek leert dat datum en dag niet bij elkaar horen. Hoe kan dat nou?! Vreemd, ik wist eigenlijk zeker dat we voor een donderdag gekozen hadden. Dan zal het wel donderdag 8 september zijn, veronderstel ik en ik ga slapen.

De volgende morgen is het uit mijn gedachten verdwenen. Ik voel me slecht. De hele dag lig ik in bed mezelf weg te denken. Wat niet echt lukt, zoals vrijwel alles op dit moment . Wat wel een voordeel is, vormt het feit dat ik me naderhand ook vrijwel niets meer herinner. Lost in Yesterday.

In de avond check ik mijn mailbox pas. Uitzonderlijk voor iemand, die voortdurend iets van een ander verwacht te krijgen. (werkpunt voor therapie). Een facebookmelding verschijnt op de display van mijn iPod. Inderdaad, van Mary. Het muntje wil niet vallen. Valt pas met een klap op de juiste plek als ik de melding open. ‘Of ik niet iets ben vergeten?’, vraagt Mary mij in het bericht. Shit, balen zeg! Voor niks de hele dag in bed gelegen.
Ze vraagt de afspraak naar morgen te schuiven. Prima, maar wel een half uurtje vroeger, want ik wil om twaalf uur in het zwembad zijn.  Het voelt tricky. Gaat het me lukken om direct naar het zwembad door te gaan na een afspraak met Mary? Mezelf kennende… hmmm. Als ik mezelf teveel in het contact verlies ga ik toch meteen naar huis om in bed mezelf te zoeken, zeg maar. En dan moet ik ook nog naar Hoogvliet. Helaas lukt het me niet om deze opeenvolging van ‘moeten-dingen’ als een uitdaging te zien. De motivatie ontbreekt me.

De volgende morgen vertrek ik met mijn zwemspullen en boodschappentassen in de auto naar het Rijnplein. Wie weet verras ik mezelf.
De ontmoeting verloopt spontaan, leuk en gezellig en gaat zeker een vervolg krijgen. Waarom ik er dan overwegend een rotgevoel aan overhoud, weet ik wel. Alles wat zij is en doet, en mij ontbreekt, haalt me volledig naar beneden. Laat geen spaan van me heel. Dat eeuwige vergelijken! Zij maakt geen boek, ik wel! Telt dat niet? Nee dus. Houdt maar op er iets tegenover te stellen. Daar schijnt het niets mee te maken te hebben. (werkpunt voor therapie).

Op tijd vertrek ik om op het gewenste moment in het water te liggen. De parkeerplaats is vlakbij. Twee euro tachtig verwacht de automaat van mij. Ik heb teveel groot geld in de portemonnee en wil meer muntgeld. Helaas pikt ie geen briefje van vijftig. Dan maar een van twintig. Zo, die floept makkelijk naar binnen. Gretig ding. En ‘jippie’, de muntjes kletteren in een overvloedige hoeveelheid in het bakje voor het wisselgeld. Ik raak er altijd van in een juichstemming en laat dat dan ook hardop merken. Hebberig word ik van dat heerlijke geluid. De reacties van de mensen die mij omringen verschillen nogal, maar meestal wordt er stug gezwegen. Maakt niet uit, ik ben blij. Goed, ik let vooral op dat laatste muntje, dat nogal eens achterblijft in het bakje. Ik heb ‘m. De volle en loodzware portemonnee gaat weer in de tas. En met het idee, om dat toch eens vaker te doen daal ik de trap af richting auto.

Inmiddels is het tegen twaalven, nog op tijd om te gaan zwemmen. En ik neem me voor om dat te gaan doen. Snelheid kan ik helaas niet maken in de parkeergelegenheid vanwege zeer gemene drempels. Ik moet echt stoppen en naar z’n een schakelen om er op alle fronten onbeschadigd overheen te komen. En net weer een beetje op snelheid, ja hoor de volgende. Ik ben maar gestopt om me eraan te storen. Drempels en rotondes, grr…  Pure pesterij.
Nog een klein stukje, de laatste drempel en dan het zonlicht in. Ik nader de slagbomen en de schrik slaat me om het hart. Waar heb ik mijn parkaarkaart gelaten. Hoe ouder ik word… Moet ik gaan zoeken en er staat nu al een auto achter me! Zenuwachtig. Eigenlijk weet ik het zeker. Vergeten ‘m uit de betaalautomaat te halen. Eerst toch twee keer in mijn ooggetuige kijken. Ik krijg de kaart er niet uitgekeken. ’t Is echt zo! De auto’s achter me, moeten achteruit. Het kost even tijd voor men het doorheeft. Keren en terug naar mijn uitgangspunt, de ingang. Misschien is er iemand zo beleefd geweest en heeft ‘m ergens neergelegd. Nada, noppes, niente. Naïef. Nou ja, niet geschoten is altijd mis. Denkt die snelwegschutter waarschijnlijk ook. Het is momenteel schering en vooral inslag op de snelwegen. Zit vast in de autoruitenbranche. Dat terzijde.
Terug naar de slagbomen. Daar is een groot kantoor vol met pc’s, monitors en bewakingspersoneel. Dat laatste neem ik aan. Mis. Geen mens te bekennen en ik heb niks aan al die flitsende lichtjes en vage beelden op de vele monitors. Ik zoek een intercom, maar kan er geen vinden. Dan de laatste optie maar. Betalen voor een kwijtgeraakt kaartje. Elf euro. Goh, wat stom zeg!
Dit keer betaal ik maar met mijn chipkaart.

Naar het zwembad gaan heeft geen zin meer. Het bad sluit om een uur. Dan kan ik nog twintig minuten zwemmen. Nou, mooi niet. Bovendien voelt het stiekem als een geluk bij een ongeluk.


.


2 september 2011
Marianne

Verlies


Er is weinig of niets tegen te doen. Borderline is sterk en heeft Depressie stevig aangewakkerd. Ik voel me doodongelukkig.

Het is vreselijk dat elk stukje vooruitgang keer op keer uit mijn handen wordt geslagen door dat loeder. Elk contact wordt afgekraakt, en verpulvert  aan mij achtergelaten. Borderline zegt, dat het allemaal niets te betekenen heeft. Hij laat mij achter in een vacuüm. In het oog van een orkaan. Stevig opgesloten door goed beveiligde grenzen, buitengesloten voor het leven.

Hij laat mij achter met slechts een boodschap. Begin nergens aan, ik pak je alles weer af’.  En ik geloof hem. Ik weet, dat hij die macht heeft en ik weet dat hij mij nooit iets zal laten.
Zoals mijn moeder deed, eigenlijk. Haar dreigementen galmen door mijn stilgelegde brein. Dreigementen, die nooit als zodanig bedoeld waren. Dat maakt het zo afschuwelijk triest. Voor haar, voor mij. Het is lang geleden, ik laat het rusten.

Borderline is ongeneeslijk. Dus wat wil ik nou? Het betekent voor mij: voortdurend verlies. Voor mij is leven: verliezen.


14 augustus 2011

Marianne

Antistoffen


Toch wil ik niet dat Borderline opnieuw de leidende kracht in mijn leven wordt. Het gedraagt zich als een zich steeds muterend virus. Dat maakt me kwetsbaar.

Brein en ik moeten nieuwe antistoffen aanmaken en die laten zich niet opjagen. Dat gaat traag. Ik loop dus steeds een aantal passen achter. In de tussentijd heeft het monster nieuwe trucs ontwikkeld om mij, als slachtoffer, in de rug aan te vallen. Onverwacht en heftig.

Op het moment gebruikt hij mijn dromen om mij duidelijk te maken wat hij van mij verwacht. Hij toont mij schrikbeelden. Waarschuwingen voor de toekomst. Ik kan maar beter luisteren, begrijp ik uit zijn dreigementen. Zo goed en zo kwaad als ik kan, probeer ik hem te weerstaan. Hij heeft een langere adem, weet ik van eerder. Dus doe ik mijn best mijn uithoudingsvermogen te vergroten.

Gisteren bijvoorbeeld. We kregen bezoek. Twee ernstig gehandicapte vrienden kwamen een dagje. Dat kost toch wat voorbereiding. Borderline gaf me hoofdpijn. Om als excuus te gebruiken onder het bezoek uit te komen. Mezelf terug te trekken in mijn kamer. Slim van hem.
Vanaf het eerste moment weigerde ik om erin mee te gaan. Ik nam paracetamol, vastbesloten me niet door deze zet van Borderline te laten uitschakelen. Ik hield vol en Borderline moest op alle fronten bakzeil halen.


En vanmorgen. Zwemmen geeft mij Kracht. Niet alleen mijn spieren worden sterker, ook mijn autonomie. Een goed instrument om Borderline te bestrijden.Bordeline, Jij gaat niet méér afbreuk doen aan de kwaliteit van mijn bestaan, laat dat duidelijk zijn!

18 augustus 2011

Marianne

Zingeving


Iets om over na te denken. Om in gedachten vorm te geven. Maar dan? Wat blijft er over van mooie plannen als je bent stilgevallen?
Je kunt haarfijn analyseren, zei een psychotherapeut al bijna dertig jaar geleden tegen mij tijdens een groepsevaluatie. Jij moet gaan doen, gaan ondernemen, gaan ervaren Hij had gelijk, dat wist ik al meteen. Maar ja. Hoe doe je dat als je steeds verdwaald en vastloopt?
Hoe zet je een weg uit als je je niet kunt richten op de lange termijn. Mijn lange termijn is gelukkig niet meer zo eindeloos als dertig jaar geleden. Dat maakt het wel een stuk eenvoudiger. Maar toch!

Het lastigste hierbij vormen mijn ideeën omtrent mijn ‘buitenwereld’ Die verandert steeds. Als ík nog nadenk over de eerste stap, is er al een gevaarlijke kruising op mijn weg aangelegd. Daar kan ik mooi geen rekening mee houden. Dus blijf ik meestal hangen waar ik ben en kom geen sikkepit verder.
Mijn leven is grotendeels gevormd door heftige impulsen. Dat heb ik dan wel te danken aan Borderline, anders zat ik mooi nóg alleen op een éénkamer flatje te treuren over mijn verloren jeugd. Maar vraag niet waar die impulsen toe leidden. Dat heeft niets met zingeving te maken, maar met overleving.

Die heftige impulsen komen voort uit simpele emoties, waarvan Borderline halszaken probeert te maken. Hij is er erg goed in. En maakt misbruik van de hormonale veranderingen in mijn systeem. Hij dwingt mij min of meer dat hormonale niveau na te jagen en vast te houden. Dat loopt natuurlijk nooit goed af. Ook in mij voltrekken zich veranderingen.
Borderline laat mij dan in een keer vallen. Ook van grote hoogten. Ik val diep, heel erg diep. Vervolgens heb ik de keus tussen twee uitersten: de dood of de hoogte zien te bereiken. Een onmogelijke opgave. Ik blijf meestal gedurende lange tijd ergens halverwege steken.

Kortom, probeer hier maar eens een vorm van zingeving in te ontdekken. Precies, die is er niet.
Dus nu, enigszins opgekrabbeld uit een dieptepunt, vraag ik me af, waar ik in vredesnaam, die broodnodige zin aan kan ontlenen.

Het voelt volslagen zinloos aan, het zoeken naar zingeving.


20 augustus 2011

Marianne

Een van de anderen


Wat een zeikwijf, die van gisteren. Probeert haar problemen filosofisch te benaderen. Staat interessant zeker. Ze heeft ook weer de hele dag op haar nest gelegen en een wedstrijdje slapen gedaan. Of je daar beter van word!
Ik weet wel waar het aan ligt hoor. Maar ze mag het niet weten natuurlijk, want het is te gewoontjes. Past niet bij madam.
Ze had gewoon niets meer te melden. Dan wordt ze bang. Bang om door de mand te vallen, zeg maar. Bang dat iedereen te weten komt, dat ze helemaal niet kan schrijven en supersaai is. Dan keert ze haar (enorme) kont tegen de krib en wil niks meer. Moet ik haar weer opbeuren. Geloof maar van mij, dat ik daar echt geen energie in ga steken vandaag. Het is tenslotte zondag. Ik heb ook mijn vrije dagen.
Trouwens, ze heeft wel meer van die onzinnige ideeën over zichzelf. Las ze gisteren in het boek ‘Leven in je Leven van Young & Klosko’  Kraamt ze ineens uit, dat ze helemaal geen borderline heeft. Nou vraag ik je toch? Eerst een half jaar lang jammeren over dat loeder en dan doodgewoon ontkennen dat ze het überhaupt heeft! Dat zal je naast je hebben, de hele dag. Daar heb ik dus mee te dealen. Lastpak!
En waar gaat het nou helemaal over?
Ze komt erachter dat de valkuil van het sociale isolement wel heel erg bij haar past. (Wat we allemaal allang wisten, natuurlijk). Dus begint ze geconcentreerd (dat moet ik haar nageven), te lezen. Maar gooit het boek even later boos van zich af.
Zij vindt ineens dat anderen haar niet in de steek laten, maar dat zij anderen niet goed genoeg vindt voor zichzelf. En ze heeft helemaal geen minder goede eigenschappen, die ze wil veranderen. Ze heeft ze gewoon geaccepteerd en leeft ernaar. En zo zijn er nog veel en veel meer dingen die ze leest waar ze minzaam op reageert. Ze zet de dingen gewoon naar haar hand. En dat huiswerk. Kom nou zeg! Die lijsten ga ik echt niet allemaal maken! Gewoon vergeefse moeite. Moet ík zaken gaan verzinnen, want zij kan er toch niet opkomen.
Kakmadam! Ze kan het hoog hebben zitten hoor!
Ach zielenpoot, mijn broek zakt ervan af. Ik brul nog tegen haar: Doe es normaal joh!,  maar ze heeft het dekbed al over haar oren getrokken.

Ze heeft weinig weet van mijn bestaan, tot nu toe. Daar moet maar eens verandering in komen. Die lieverd kan het toch niet alleen.


 21 augustus 2011
Marianne



Verbale diarree en miscommunicatie


Het zal niemand van mijn leeftijd ontgaan zijn, dat de spreektaal in een waanzinnige versnelling zit. De jeugd en jong volwassenen zijn er een kei in. Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken, dat ook zij veel snelle praters niet verstaan. Dat leid ik af uit het aantal maal, dat het evenzo snelle ‘sorry? klinkt. Ook aan dat woord heb ik flink moeten wennen. Was sorry voorheen een verontschuldiging, nu betekent het zoiets als:Wat zegt u? Grotendeels van de tijd dat ik het ‘sorry’ hoor, is mijn antwoord: Wilt u dat laatste nog eens herhalen? Er niet op voorbereid, klinkt dan weer het ‘sorry? Het is niet de snelheid waar ik mijn nek over breek, ook de hoogte van de stem is in de meeste gevallen een stoorzender in mijn oren.
Ik heb pas nog bij ‘Schoonenberg’ mijn gehoor laten testen om uit te sluiten, dat óók mijn hoorvermogen op z’n retour is. Dat is gelukt.
Ik weet, ik ben niet de beste verstaander. Vaak moet ik eerst een woord op papier zien voor ik weet wat er wordt bedoeld. De weg van het visuele is voor mij toegankelijker. Maar toch.
En bovendien, in een telefoongesprek werkt dat niet. Misschien de reden waarom ik ‘telefoonangst’ heb. 
Vanmiddag nog.
Een cursus ‘verhalen schrijven’ lijkt me wel wat. ‘Kan in elk geval geen kwaad’, om Monique te citeren. Dus meld ik me telefonisch aan bij het NTI. Nog wel van oorsprong hét taleninstituut van Nederland. En schriftelijk.
Het begint al bij het keuzemenu. Het bandje klinkt veel te zacht. Ik span me in om te verstaan wat er gezegd wordt, tevergeefs. De keuzemogelijkheden zijn voorbij en ik word automatisch doorverbonden met de afdeling… ’Joost mag het weten’.
Ik krijg Joost dan ook meteen aan de lijn. Ik versta geen woord van wat er gezegd wordt. Af en toe denk ik er een op te vangen en Brein maakt er van wat mogelijkerwijs gezegd wordt.
Mijn antwoorden komen traag en onzeker. Ik word in beslag genomen door een zeer dringende zin. ‘Kunt u opnieuw beginnen met uw praatje en dan langzaam en duidelijk?’ Hij is al over de helft schat ik, dus vind ik mijn vraag niet erg op z’n plaats.
Ik doe het niet, en tob dus verder. Bezopen eigenlijk. Ik ben tenslotte de klant en wil me aanmelden voor een cursus. Klantvriendelijkheid bestaat naar mijn mening ook uit ‘zich verstaanbaar’ maken. Dat hoor je toch geleerd te hebben: je houding bij de klant aanpassen?.
Ik moet bekennen, dat ik vergeten ben om me op de waarschijnlijke vragen voor te bereiden. Ik heb er dus mijn aandeel in. Ook de reden waarom ik niet durf te laten weten er geen bal van te verstaan. Ik reageer maar een beetje op de gok. En heb wel het idee, dat het eindresultaat overeenkomt met wat ik wil.
Maar, werk aan de winkel voor mij. Als ik overdonderd word, moet ik me niet van mijn stuk laten brengen. Er moet een manier bestaan om mezelf te kunnen herpakken. Een aandachtspunt voor therapie.

Bij de Mcdrive loopt het nogal eens anders af. Er is volgens mijn kinderen geen betere saus, dan de fritessaus van McDonalds. Gemiddeld ligt er in onze koelkast een bakje of zeven. Neemt de voorraad af, dan is het tijd voor een bezoekje aan de Mac. In de regel goed te combineren met het halen van een Macmaaltijd. Voor de kinderen, want ik vind het geen eten.
Zoals ik mijn eerste bezoek aan de Mcdrive heb gelachen, is om nooit meer te vergeten. De bestelling van de kids heb ik in mijn hoofd. Als ik aan de beurt ben, krijg ik een hele riedel naar mijn hoofd. Ik versta een enkel woord. Waaronder ‘goedenavond’ en ‘bestelling’ Dan wordt het stil en ik ga ervan uit dat ik aan de beurt ben.
Ik begin aan mijn opsomming: 1 hamburger, 1 BigMac, waarop de voor mij totaal onlogische reactie: Alleen een broodje? Met stomheid geslagen laat ik weten, dat ik er wel wat tussen wil. Ik hoor het mezelf zeggen en barst in lachen uit. Dat was ‘t?, komt de slotvraag veel te snel. Ik vervolg mijn opsomming, weer dat ‘sorry’. Mijn hemel, volgende keer ga ik wel naar binnen. Dit schiet niet op. Na twee herhalingen verschijnt op de display ‘frites groot’. Dan wordt het pas echt verwarrend. Of ik er fritessaus bij wil. Jaha, nou en of, tien bakjes. Ik noem het aantal en het wordt even stil aan de andere kant. Sorry, iets onzekerder nu. Ik herhaal het aantal gewenste bakjes. Het wil er niet in. Ik krijg als wedervraag: Drie?. Ik weer, Tien. Het wordt even helemaal stil. Ik veronderstel dat ze er versterking bij haalt. Later begrijp ik, dat ze met mijn voorganger uit de rij afrekent en gewoon even geen tijd voor mij heeft. Voor het gemak gaat ze verder met: Dat was ‘t? Nee dus.
Ik heb in die kleine pauze ook even kunnen nadenken. Ik vraag nu om vijftien bakjes frittessaus, in de hoop dat het getal vijftien beter te verstaan is via de intercom. De wedervraag luidt nu: Vijf?’ Ik barst in lachten uit en eenmaal tot bedaren gekomen laat ik, geïrriteerd en enigszins wanhopig nu, weten dat ik geen andere woorden tot mijn beschikking heb om het duidelijk te maken.  De flow is er duidelijk uit bij mijn gesprekspartner. Ik denk dat ze nu op de modus luisteren staat, want op mijn laatste poging: Vijftien bakjes fritessaus, is het meteen raak. Pfff…

De kipnuggets volgen nog. Ook met saus. Ik zeg maar, dat ik er geen saus bij wil. Ik heb echt geen zin in een herhaling.


augustus 2011
Marianne


De impasse voorbij


Tjee, even een paar zware dagen gehad. Ik zat helemaal vast. Niet wetende hoe verder te gaan.
Ik heb mezelf laten verleiden om deel 1, de Activatie, af te sluiten. Natuurlijk gaat het eigenlijke proces gewoon verder, maar het vormt niet meer de vertellijn van mijn dagboeken. Ik kom nu hele andere knooppunten tegen om mee aan de slag te gaan. Op weg naar therapie.

Mijn zelfvertrouwen loopt een flinke deuk op als ik het gesprek met Monique Rijven goed laat doordringen. En Angst, ja hoor die is er weer. Levensgroot. Inmiddels een lastig kind van mij geworden. Ik laat me er dan ook niet door imponeren. Nee, ik bepaal en blijf dat doen.
Alles wat ik geschreven heb staat als een huis en is de moeite van het lezen waard. Dat heb ik niet van mezelf, maar van Loes (schrijver-journalist) en Monique (schrijversdocent). Zoals ik schrijf is puur en sprankelend. De noodzaak om les te nemen is volgens Monique niet aanwezig. Nou, dat is toch een flink compliment hè? Geen aanleiding om me zorgen te maken.
Mooi wel, dus……
Monique geeft me een aantal zeer bruikbare tips om tot een professioneel boek te komen. Toch deins ik terug. Het maakt me bang en onzeker. Ik mobiliseer al mijn maten om me bij te staan. Knorretje krijgt blijvend een ereplaats. Die zit voorlopig te stralen.

Ik weet plots niet meer waarover te schrijven, alsof ik ben opgedroogd. Toch weet ik, dat dat niet zo is. Ik zit in een impasse. Ben flink verward, terwijl ik Zelfvertrouwen nodig heb om verder te schrijven. De leidende draad is uit mijn handen gevallen, of is tot een eind gekomen. Zou best kunnen.
Ik zoek een nieuw beginnetje. In de tussentijd zet Brein de dingen op een rijtje. Ik geef ze de info, die ze nodig hebben.

Na twee dagen krijg ik een mooi lijstje van Brein. Goed werk geleverd, lui!
Brein laat mij weten mijn eigen lijn uit te zetten en te vertrouwen op mezelf en hen. Makkelijk gezegd, maar dat is blijkbaar nodig.
“Houdt vast aan je eigen weg. Laat je niet afleiden door mensen die jij als je meerdere beschouwt. Hoezo meerdere? Ook zij zijn naakt geboren en gaan een keer dood. Dat zijn toch zekerheden waar je niet omheen kunt”.
Oké dan! Ik leid er uit af, dat ik tips en adviezen die me niet aanspreken ook niet hoef te volgen. Ik hoef niet te voldoen aan hun wensen. Het is mijn ding. Goed, dat weet ik! Maar ik heb ook een emotionele reactie.
Ik vermoed in het schema van de ‘Mislukking/schaamte’ vast te zitten of/en in die van de ‘Goedkeuring en erkenning zoeken’. Ik herken het ‘Kwetsbare kind’ versus de ‘Veeleisende ouder’

Leuk om te weten, maar wat moet ik er verder mee. Ik houd me voorlopig maar even vast aan de adviezen van Brein, die heeft het beste met me voor. En dit is het gevolg: ik schrijf verder. Op mijn manier, over mijn dingen en met mijn eigen intentie. Het doet me goed!



augustus 2011
Marianne