woensdag 7 augustus 2013

Tjonge-jongen


Onze puberzoon overhandigt mij deze morgen een groen A-viertje. Een vage herinnering zet mij in de ‘gooi maar weg’-stand. Het is info over deelname aan de Anglia lessen. Een mogelijkheid om extra lessen Engels te volgen en in het voorjaar af te sluiten met een internationaal erkend examen. Handig voor toekomstige studenten, die in het buitenland hun vervolgstudie willen doen. Als ze hun certificaat halen geeft die toegang tot de meeste Engelstalige hogescholen en universiteiten. Omdat mijn kids zich niet méér willen inspannen dan hoogstnoodzakelijk is, voor wat dan ook, ga ik er onmiddellijk vanuit dat het wel op de oud-papier stapel kan. Mijn insinuerende opmerking:’Dat kan zeker meteen weg’, blijkt misplaatst. Ik reageer stomverbaasd als hij mij laat weten er wel aan deel te willen nemen want ‘het is zijn beste vak’. Ik juich het uiteraard van harte toe. Goh, het lijkt wel of hij de laatste tijd begint te begrijpen, dat het tijd wordt om serieus te gaan leren. Hij begint zich te realiseren dat hij ooit zal moeten werken en dat zijn huidige prestaties daarop van invloed zijn. Gisteravond zat hij tijdens het avondeten te brainstormen over een mogelijke studierichting. Hij vroeg mij zelfs wat mijn werk van voorheen nou precies inhield. Onderzoeksvaardigheden dus, was zijn logische conclusie.  We bespraken verschillende arbeidsmogelijkheden. Stratenmaker leek hem wel wat, na een verscheidenheid aan mogelijkheden na te zijn gegaan, die als saai, van de hand werden gedaan. In elk geval was hij in een ding duidelijk. Rijk worden met zo min mogelijk inspanning. Nog niets veranderd sinds zijn kleuterjaren. Arme jongen, nog zo veel te leren.

Vanmiddag wordt duidelijk, dat hij hard zijn best doet om zijn ideaal te bereiken.
Meneer de Vos belt. De naam zegt me niets. Hij stelt zich voor als de mentor van Jelmer. Het muntje valt. Geen idee wat de reden is van zijn telefoontje. Die wordt mij al snel duidelijk. De vraag waarom wij niet naar de 10-minuten gesprekken zijn gekomen, verrast me. Ik weet van niets en laat dat dan ook weten. ‘Hebben wij de brief niet ontvangen met de uitnodiging?’ Ik pieker me suf, maar moet het antwoord schuldig blijven. Heeft u niet onlangs een enveloppe met rapport en brief ontvangen? Ik herinner me wel een enveloppe met een scorelijst betreffende de VAS toetsen en ja daar zat een brief bij (die ik niet gelezen heb). Die post was geadresseerd aan een klasgenoot, die ook Prins als achternaam heeft. Haar moeder belde mij erover. Dat laat ik meester de Vos dus weten. Misschien de reden van enige onduidelijkheid.
We praten even verder, want er schijnt iets niet te kloppen. De leerkracht informeert mij over Jelmers functioneren. Dat blijkt ver onder de maat te zijn, dus vond hij het vreemd, dat wij niet op de avond met de gesprekjes waren verschenen. Hij heeft het maar over Jelmers rapport, maar ik heb geen rapport gezien! Het begint te dagen. Hij heeft ons het rapport inclusief brief helemaal niet gegeven! Zit misschien nog onder in zijn tas, zo nalatig is hij wel. Meester de Vos vertelt uitgebreid hoe het er voor staat met onze zoon. Duits: 1,2; Frans 3,.; Engels 5,.;enzovoorts.  Al met al komt meneer 6 volle punten tekort! Zijn werkhouding en gedrag zijn ronduit slecht. Mijn mond valt letterlijk open, verbazing en ongeloof vechten om voorrang. En dat rapport dan? Fenna heeft ons ook geen rapport laten zien, dus er zijn geen rinkelende bellen ontstaan. 

Dat gaat vandaag nog aangepakt worden, laat ik de mentor weten.

22 november 2011
Marianne


Tuinieren


Niets voor mij, dat gewroet in de aarde. Nooit geweest. Sterker nog, nooit interesse gehad voor bloei- en groeiprocessen. Namen van planten en gewassen kende ik niet. Ja, de geranium, cyclamen, de hertshoorn, de cloxinia en de passiflora. De laatste wilde mijn moeder altijd met Moederdag, vandaar. En de overige had iedereen in huis, veertig jaar geleden.
Het gevolg daarvan kwam pas goed aan het licht toen ik Lief ontmoette. Lief, opgegroeid op een boerderij met een landbouwbedrijf, hield wel van tuinieren. Veel zelfs. Ze genoot van het ‘porrelen in de aarde’. Een paar jaar eerder kocht ze een tuin met huisje elders, op zo’n twintig kilometer afstand van haar woonhuis. Toen we elkaar ‘beter kenden’ gingen we ’s zomers elk weekend naar ‘de Kwakel’.
Lief tuinierde en ik lag te zonnen en te genieten van (veel) Liebfroumilch. Daar was ik dan weer een liefhebster van. Lief verbouwde groenten en had veel bloemen. Na elk weekend stond er thuis weer een schitterende bos ‘wilde’ bloemen. Het duurde jaren voor ik de planten ging herkennen en de namen kon onthouden. Maar ik bleef er angstvallig van af. Ik zag vaak het verschil niet tussen knoppen en vruchten, tussen dood en levend.

Groenten vond ik stom. Die moesten bijvoorbeeld op ‘regels gezaaid’ worden. En bonen werden ‘gelegd’. Zaaien in een ‘bed’, had je ook nog. Rugpijn, dat kreeg je ervan! Wortels waren al snel herkenbaar aan hun blad. Zo zag je ze ook in de super. De eerste oogst ervoer ik als verbijsterend. Lief trok aan een steeltje en hop, daar verscheen een echt worteltje! Maar: Is het er maar een?’. Lief barstte in lachen uit. ‘Dacht je dat ze in bossen met een touwtje erom heen uit de grond kwamen?’. Nou… eerlijk gezegd wel. We lagen in een deuk.

Fascinerend vond ik de kruiden. Die vaak onooglijke plantjes, gaven de plukker zijn goddelijke geuren als cynisch bedankje voor een wrede daad. Maar dat zag ik verkeerd. Het had een beschermende functie om insectenvraat te voorkomen.

Grasmaaien was mijn klus. Ik deed het wekelijks. Alleen dat harken, was dan weer een stuk minder aangenaam. En het was een groot grasveld. Vakanties naar andere plaatsen dan de Kwakel, waren een probleem. Toch waagden wij het erop en gingen naar Kos. We hoopten dat alle planten zouden overleven met uitsluitend regenwater. We boften, alles groeide en bloeide weelderig tijdens onze afwezigheid. Ook het gras! Het was omgevallen, zo hoog stond het. Het zag er bizar uit, zo’n massa golvend gras. Het leek zorgvuldig, sprietje voor sprietje, een kant op gekamd te zijn. Zo mooi! Wat mij betreft bleef het zo, ware het niet dat het er erg rommelig ging uitzien toen wij het betraden. Dan maar maaien, mijn klus. Het bleek onmogelijk. De kortste sprieten waren minstens dertig centimeter lang. Het probleem drong zich maar langzaam aan mij op, maar eenmaal binnen benam het mij de adem. Potdomme, dat betekende op mijn knieën met de kantenknipper. Een hels karwei. Dat was eens, maar nooit weer.

Het huisje beitsen leek me wel leuk. Ik deed het eens in de twee jaar. Alleen het eerste jaar vond ik het leuk. Pff…wat een werk, zo’n tuin met huis.
Maar, hoe ben ik hier nu op gekomen? O ja, ik heb vanmiddag de blaadjes van onze schitterende skimmia geraapt. Het was heerlijk najaarsweer. Best van genoten!

14 november 2011
Marianne