Elf
November is de dag… Alle ouders met kinderen weten inmiddels wel wat dat
inhoudt. En elk jaar weer voel ik me er onbehaaglijk bij. Want, die eerste
keer… 1993
Ik was de
vaat aan het wegruimen en Lief zat in bad. Toen de bel ging stond ik stijf van
narigheid, zoals gewoonlijk. Mijn eerste reactie, Lief roepen om open te doen,
doofde uit in ellende. Ik twijfelde. Wel of niet. Om deze tijd, al donker. Met
alle moed die ik kon vinden, deed ik de deur naar het halletje open. Een vaag
schijnsel schemerde door de ramen van de buitendeur. Ik wist niet wat ik ervan
denken moest.
Mijn eerste kennismaking met St. Maarten
was een feit. Gewend, en ingesteld op het afwimpelen van wat dan ook, stond ik
nu voor een voldongen feit. Hier kon ik niet onderuit! Paniek sloeg ongenadig
toe. Het schaamrood vloog me naar de kaken en ik prijsde mezelf gelukkig, dat
het donker was. Er werd iets van mij verwacht, als vanzelfsprekend, maar niet
voor mij. Chaos in mijn hoofd, tromgeroffel op mijn borst. Wat een ongeluk trof
mij! Uitdrukkingsloos wachtte ik de genadeloze stilte af. Ik wist niet wat te
doen, echt niet en kon wel door de grond zakken. Buurkinderen met bijbehorende
ouders. Die kinderen keek ik met gemak over ’t hoofd, maar die ouders! Echt
herinneren doe ik me niet meer, maar ik geloof dat ik alleen maar
verontwaardigd kon stamelen. Hadden ze dit niet even van tevoren kunnen laten
weten? En wiens idee was dit? Na het antwoord droop ik af richting… geen idee!
Tevergeefs zocht ik naar snoep, zoveel begreep ik nog wel. In een flits dacht
ik er serieus over om Lief uit bad te halen. Er borrelde iets naar boven toen
ik naar de fruitschaal keek. Drie mandarijntjes keken mij verontschuldigend
aan. Zes kinderen. Opgejaagd griste ik ze van de schaal. O nee! Nu weer terug
naar die ouders… Wat zullen ze wel niet denken! Dat moest een teleurstelling
voor de kinderen zijn en voor de ouders ging ik af als een gieter. Er zat echt
niets anders op. Het had al lang genoeg geduurd, ik moest terug naar de deur.
De drie mandarijntjes gaf ik maar aan een ouder en ik voegde de woorden:‘Het is niet veel, maar toch nog voor elk kind een half mandarijntje’
toe. Pas toen ze aanstalten maakten om verder te gaan, ging mijn verstand weer
werken. Ik kon ze nog net heldhaftig naroepen, dat ik het hartstikke leuk vond
(het initiatief dan). De tijd erna deed ik er alles voor om de betreffende
moeders te ontlopen. Ze hadden me toch al niet hoog in het vaandel, dacht ik,
dus ze zouden me nu helemaal wel minachten. Oh, wat was het toch erg, die
sociale fobie. Gelukkig had ik een goed geheugen: ‘Dit zou me nooit meer gebeuren…’
11 november 2011
Marianne