De uitgever belt. Mijn
gedichtenbundel is geaccepteerd voor publicatie. Alsof ik de hoofdprijs heb
gewonnen, zo is mijn eerste reactie. Snel daarop overspoelt mij een tsunami die
alles kapot slaat en waarvan de terugtrekkende kracht mijn hele inboedel
meesleurt terug de oceaan van oerdeeltjes in. Zie dat maar weer eens bij elkaar
te vinden!
Kortom, ik ben nergens
meer en hap naar adem. Gemiddeld heb ik niet veel last van opdringerige vragen,
maar nu is alles Vraag. Ik voel me niet onzeker, ik ben de Onzekerheid zelf.
Wil ik wel, dat al mijn
roerselen toegankelijk worden voor een ieder die ‘benieuwd’ is? Trouwens is er
wel iemand benieuwd naar de verwoordingen van mijn innerlijk bestaan? Ik weet
zeker van NIET. En wat vinden anderen er dan van? Doodeng! Niemand kan
begrijpen wat ik geschreven heb, niemand kent de kracht erachter, niemand de
betekenis van mijn woorden.
Wat moet een ander met
mijn woorden? De Ander is eng, meedogenloos in zijn oordeel. Ander is duizenden
verschillende reacties. Ik ben zandkorreltjes in de handen van Ander. Bij de
uitgever is het gelezen en ‘goed’ bevonden. Maar wat moeten ze wel niet denken?
Hoe wordt het beoordeeld?. Binnen een week heb ik een auteurscontract op zak,
nou en?
Niemand zal het willen
kopen, heb ik steeds al gedacht. Zoals ik het nu ervaar, zal ik het zelfs
niemand durven geven. Waar zadel ik de Ander mee op? Met onduidelijk, warrige
woordencombinaties in onbegrijpelijke volgorden aan elkaar gepend. Ander zal
zijn schouders ophalen, zijn hoofd schudden om het vervolgens als afval in een
hoek te gooien. Er bestaan maar twee mogelijkheden. Ander kijkt meewarig,
afkeurend naar mijn terecht genoemde Kreukels, of Ander is mijn woorden niet waard.
Hoi Borderline! Ik hou van je, maar het zou makkelijker voor me zijn als je nou
eens van het toneel zou verdwijnen.
Moet ik ook nog een stukje
schrijven over mezelf en de inhoud van bundel.
Mezelf verkopen aan het publiek. Dat
kan ik toch niet! Ik ben weliswaar geboren, maar dat is het wel zo’n beetje. En wat moet ik schrijven over de bundel zelf. Het moet pakkend zijn,
lezers trekken. Het wordt mijn visitekaartje. Al die ellende, al die
somberheid, al mijn strijd. Hoe doe ik dat? Mijn keel is dichtgesnoerd. Mijn
maag een paar slagen gedraaid. HELLUP!
‘Hey, klein, bang kwetsbaar kind. Gekneusd
en geknakt, belemmert in je groei. Ik ben er ook nog, weet je wel. Ja, huil
maar eens. Zo ontzettend lang geleden. Vertrouw maar op jezelf, ik sta naast
je. Weet je nog waarom je een mooie bundel wilde maken? Voor jezelf en voor een
ieder die je lief hebt en je vergezelt/de over onbekende paden, niet voor
vreemden. Je geeft iets moois van jezelf aan die ander, die veel voor je
betekent. Daar hoef je toch niet bang voor te zijn. Dat is liefde, dat is delen
en dat is goed. En of een ander het wel of niet waardeert is van veel minder
belang. Het gaat om het vertrouwen in jezelf, het openstellen van jezelf en om
het gebaar naar de ander.
En die visitekaartjes? Helemaal geen probleem, daar maak
jij wel iets moois van. Ik geloof in je!’
28 september 2011
Marianne